door Jan van Helvoirt
De eerste Beekse clapwaecker of nagtroeper begon zijn werkzaamheden in 1668. De bewoners van de Vrijthof stelden in dat jaar Jan Braes aan als klapwaker. Na 20.00 uur deed hij zijn ronde tusschen de vier heckens. Dat wil zeggen op de Markt en in de daarop uitkomende belangrijkste straten: -Gelderstrate: tot het huis van de ‘steeldraaier’ Dirck van de Vlaast; -Koeystrate: tot het huis van de weduwe Michiel van de Nieuwenhuisen; -Wouwerstrate: tot het huis van Gijsbrecht van Riet; -Peerdestrate: tot het huis van Wouter van Roevert; -Schoolstrate en Papenstrate en langs de huizen op het kerkhof.De aanstelling en het functioneren van de klapwaker was aan een zeven punten tellend reglement gebonden. Dit reglement was in Den Haag afgegeven en dateerde van 16 december 1689. De nachtroeper moest elke avond om negen uur een kwartier lang met de ’grote schelle’ luiden. Dan kon iedereen voor tien uur de herberg verlaten hebben. Elke avond diende hij ‘te klappen ende te roepen’ vanaf tien uur. Van 1 oktober tot 1 april tot ’s morgens vier uur. De rest van het jaar tot drie uur. Ook was hij verplicht elk uur rond de gehele marct ofte plaetse te lopen. De namen van ‘voleurs ofte straatschenders’ werden door de klapwaker aan de schout of schepenen doorgegeven. Ook iemand die bij een huis of elders wilde inbreken werd gerapporteerd en overgedragen. Wanneer iemand ’s avonds na tien uur sonder lanteern met brandende ligt zich op straat bevond, dan kreeg hij een boete van drie gulden. Na tien uur ’s avonds mochten de tappers en herbergiers geen bier, wijn, brandewijn of andere sterke drank aanbieden. De overtreder kostte dat wederom drie gulden. Mocht er brand gesignaleerd worden dan kwam de klapwaker onmiddellijk in actie en stormde hij de dingclocke. De Beekse burgers werden zo snel opgetrommeld om hulp te komen bieden.
Dit reglement werd op 8 juli 1762 nog eens expliciet aangehaald omdat er problemen waren ontstaan. Zowel van de kant van de klepperman als van de burgers die aan de route woonden. De burgers vertelden dat hij zijn werk niet goed deed: dat hij voortaan zijne post waarin hij als nagtwacht is aengesteld sal hebben waar te nemen, sonder eene nagt te moogen versuijmen. De klepperman verweet de omwonenden dat zijn weekelijcx geldt wierde gewijgert. Er werd besloten dat de klepperman voortaan door de ‘borgemeester’ betaald zou worden. Op dat moment was dat 50 gulden per jaar. Bovendien moesten de omwonenden nu keurig wekelijks het ‘roepersgeld’ aan de klepperman betalen. Dat varieerde van twee tot vier penningen per week. Nadat Goyaert Schoofs door een oud-klapwaker vermoord was, moest er meteen een nieuwe komen. Dat werd op 23 oktober 1691 Michiel van Doorn. Ook hij kwam in aanraking met gevaarlijke Beekse schutters. Toen hij in de nacht van 16 maart in de Gelderstraat surveilleerde en de clocke elf uren riep, hoorde hij een geweerschot knallen. Hij zag echter niemand. Maar in de Paardenstraat aangekomen ontwaarde hij twee personen, die hij de vraag stelde: “Wat volk?“ Hij kreeg het geruststellende antwoord: “Goed volk”. Daar het ook veel te donker was herkende hij hen niet.
In 1725 was Martinus van Riet klapwaker. Op een avond hoorde hij roepende in ’t einde van de Gelderstraat, ten tijde als de boekwijt gedorsse wierde in een hoop boekwijt stro iemand luidruchtig kermen. Toen hij er heen ging om te inspecteren zei de gekwetste man dat hij groote peyne in de buyck hadde! Nadat hij hem een glas brandewijn had gegeven, had hij hem bij de weduwe Oprins in bed gelegd. Het slachtoffer bleek Gerrit van Casteren te zijn. Hij was zo dronken dat hij niet eens wist dat hij zwaar gewond was. Hij had het alleen maar koud en hevige pijn in de buik. Diezelfde avond stierf hij nog en de volgende dag kon de chirurgijn het lichaam openen om de doodsoorzaak vast te stellen.
Op een zomerse avond in 1763 zag de klapwaker Adam Mandigers dat Maria Lambert Bruers bij de Voortse Pad in de hof van Huybert van Gijsel zat. Zij was bezig in de ‘boonbedde’. Onze goed oplettende nachtwaker wist haar, met haar goed gevulde voorschoot, meteen in te rekenen. Zij luisterde echter gewillig. Dat deed Jan Thomas Haagen enige jaren later zeker niet. Toen de klapwaker ’s avonds laat aan zijn huis gekomen was, riep hij: “Twaalf uren”. Haagen werd echter woest en dreigde Adam te zullen schuppen en slaan. En elke keer weer kon hij zijn beklag doen voor de Beekse schepenen. Of deed hij zijn werk niet goed? Op 21 augustus 1762 vonden de Beekse schepenen in elk geval van niet, hoewel hij overigens nog een nieuwe jas ter waarde van ruim vijf gulden gekregen had. Onze klapwaker Adam Mandigers werkte blijkbaar niet goed volgens het reglement en hij werd schoon meenigvuldige aanzegginge door de gemeente uit zijn ambt gezet. Maar zou men dat tegenwoordig ook niet moeten doen met ambtenaren die… uit de school klappen?