Het principe ‘Ik zou nooit bij een club willen die mij als lid zou accepteren’ van Groucho Marx is er eentje om te huldigen vind ik. Daarom was het maar goed dat ik vooraf niet wist in welk select gezelschap ik mij in 2003 zou begeven bij de aankoop van mijn Triumph Bonneville. Pas later kreeg ik in de gaten dat talloze rolmodellen mij waren voorgegaan. Het was ooit blijkbaar niet minder dan een ongeschreven wet: als je serieuze cool wil uitstralen, dan rijd je op een Triumph.
De eerste keer dat ik zo’n fraai gevormde Bonneville bewust zag was in 1981, toen ik in Breda op kamers woonde aan de Academiesingel. Daar kwam geregeld een Harleyclub voorbij. Nu heb ik nooit veel met HD gehad, ik had er ook niks tegen, maar dit door velen zo begeerde Amerikaanse vrijheidssymbool deed mijn hart gewoon niet echt sneller slaan. Maar bij die club reed ook altijd een vrouw mee, een stoere manifestatie van onafhankelijkheid met een attitude van ‘wie doet me wat’. Zij reed als uitzondering op – je raad het al – een Triumph Bonneville. Meteen was ik weg van de vorm van deze Britse motor (wellicht ook van die van de vrouw trouwens), maar ook van het lekkere bronstig grommende uitlaatgeluid, dat heel anders klonk dan het slome ‘bop-bop -bop’ van die Harleys. Kortom: ik was verkocht, maar ik moest alleen nog 22 jaar wachten voor ik een Triumph had.
Nu vind ik mezelf niet direct een rolmodel, maar ik wil hier toch een korte opsomming geven van de beroemdheden die mij met hun Triumph voor gingen. Steracteur Marlon Brando ging naar een Oscaruitreiking op zijn Triumph. Acteur Steve McQueen heeft vele Triumphs in zijn bezit gehad en voerde ook verschillende stunts zelf uit op zijn Triumphs, zoals in de legendarische film ‘The Great Escape’. Dat die film speelt in de Tweede Wereldoorlog, maar dat de Triumph in kwestie een T110 uit 1962 was, is natuurlijk iets voor muggenzifters. In ‘An officer and a gentleman’ is Richard Gere wel erg prominent met zijn Triumph Bonneville America in beeld, in totaal zeker een kwartier. Waarschijnlijk was Triumph één van de hoofdsponsors van die film. Jarenlang heb ik aangenomen dat de übercoole The Fonz in ‘Happy Days’ op een fiftiesmodel Harley reed, maar bij nader bestuderen bleek het toch echt een Triumph te wezen.
Een apart verhaal is Bob Dylan met zijn Triumph Tiger in 1964. Hij had het mooie ding gekregen van zijn management, maar of Dylan net zoveel talent had voor motorrijden als muziek is maar de vraag. Op de foto waarop hij op de Triumph zit rijdt hij een stukje over een tuinpad. Zijn houding op de motor ziet er niet echt hoopgevend uit. Hij hangt nogal lusteloos aan het stuur: het oogt als iemand die door aliens wordt ontvoerd. Vrij kort daarna wordt het nog vreemder, want hij krijgt ‘een ongeluk’ met zijn motor. Later geeft hij daar drie of vier nogal verschillende verklaringen over af: blokkerende remmende, laagstaande zon enzovoorts. De nieuwsgierige media vinden nergens rapportages van ziekenhuisgegevens of van de ambulance die Dylan zou hebben afgevoerd. Wat wel zeker is: na ‘het ongeluk’ treedt Dylan zo’n acht jaar niet op en verblijft hij in de luwte, ver weg van de muziekindustrie en de pers. Hij had er misschien niet het gewenste rijplezier van, maar de Tiger gaf hem toch acht jaar een goed excuus.
En dan hebben we het nog niet gehad over Elvis, John Fogerty, Lemmy van Motörhead, Paul Newman, of Tom Cruise. Ik weet niet of zij mij zouden accepteren in ‘hun club’, maar ik zit er toch maar mooi bij.
En als ik eens even nergens zin meer in heb, dan beland ik misschien wel door de laagstaande zon in een ‘motorongeluk’.