De Couveuse
door André van Voorst
Een zonnige dag in Parijs. De dierentuin wordt drukbezocht. Genietend van het zonnetje lopen twee heren naar de tropische vogels; het zijn Odile Martin, een medewerker van de dierentuin, en de bekende verloskundige Stéphane Tarnier. De zwaarlijvige Tarnier maakt zich zorgen over de enorme kindersterfte in zijn land.
Bij de vogelkooien wijst Martin op een broedmachine voor kuikens en merkt op dat de beestjes zonder deze machine reddeloos verloren zouden zijn. Tarnier knikt. “Niet alleen kuikens”, zegt hij, “ook baby’s hebben warmte nodig, zonder voldoende lichaamsvet kunnen ze hun eigen temperatuur niet regelen.“ Het gesprek maakt bij Tarnier een idee los dat langzaam contouren krijgt. ”Zou zo’n machine“, vraagt hij Martin, ”ook niet voor mensen mogelijk zijn?“ En zonder een antwoord af te wachten, vuurt hij nóg een vraag af: ”Zou je, beste Martin, mee willen werken aan een nieuwe broedmachine, nee, niet voor kuikens, maar voor vroeggeboren mensenkinderen?“
Stéphane Tarnier wordt algemeen gezien als de uitvinder van de couveuse. Zijn uitvinding uit 1884 betrof een kast van hout met glas, waarin een kind afgesloten lag van de buitenwereld. Verse lucht stroomde via kleine openingen naar de ruimte van de baby, die werd verwarmd door middel van flessen warm water.
Tarnier was niet de enige die zich bezighield met de vraag hoe prematuren in leven kunnen worden gehouden. In Leipzig werkte de arts Carl Credé aan een dubbelwandige badkuip die een kind langere tijd warm kon houden. Credé was bekend met het werk van zijn Franse collega. Hij gaf toe dat Tarnier goede resultaten had bereikt, maar had ook kritiek: ”Als we onze kuip vergelijken met de Couveuse, heb ik voorkeur voor de eerste, omdat ze eenvoudiger en lichter is. Ze kan gemakkelijk van de ene kamer naar de andere worden gedragen.“
De apparaten van Credé en Tarnier verschilden in veel opzichten helemaal niet zoveel van elkaar. Dat Tarnier toch gezien wordt als de vader van de couveuse, had een andere oorzaak. Als wetenschapper zou hij onvermoeibaar propageren dat vroeggeboren kinderen kunstmatig gered konden worden, mits zij - in een open kuip of in een afgesloten kast; dat deed er niet zoveel toe - hygiënisch en warm verzorgd werden. Dankzij de vasthoudende Tarnier namen al snel talloze collega’s in binnen- en buitenland zijn ideeën over.
In de tijd na Tarnier heeft de couveuse zich ontwikkeld tot het apparaat zoals dat nu nog in onze ziekenhuizen staat. Credé had wel een punt, toen hij wees op het belang van een vervoerbare couveuse. Dat dacht ook de directeur van een Brabantse GGD, die kort na de oorlog geregeld de oproep kreeg om een vroeggeboren baby naar het ziekenhuis te brengen. Bij vliegveld Gilze-Rijen bracht het wrak van een neergestort vliegtuig hem op een idee. Hij vroeg een gesprek aan met de commandant van de basis om hem te vragen of hij een deel van het aluminium en het cockpitglas mocht gebruiken voor het bouwen van een reiscouveuse.
Enkele maanden later was de couveuse klaar: een draagbaar aluminium kistje, aan de raampjes was nog te zien dat het ding íets met vliegen te maken had gehad. Onderin zaten vier met asbest beklede verwarmingselementen die in een auto werden aangesloten op de aansteker. De transportcouveuse is tot in de jaren 1960 gebruikt door de Tilburgse GGD.
Uiteindelijk schonk de dochter van de toenmalige GGD-directeur, hem aan Museum De Dorpsdokter. Af en toe horen medewerkers van het museum in één van de zaaltjes een kreetje van herkenning, als een toevallige bezoeker het ding van een oude foto herkent en roept: “Maar… daar heb ik nog in gelegen!”
**** ONDERBALK (GROEN) MET NAMEN ****
Museum de Dorpsdokter - Andreas Schotel Museum - Museumbrouwerij De Roos van 1877 - Stichting De Beekse Toren - Museum Dansant en Museum Soet & Vermaeck - Boerderijmuseum Grutje - Molen de Doornboom - Kruidentuin de Doornhof
**** EINDE ONDERBALK ****