door Jan van Helvoirt

Op 15 mei 1750 kreeg Adriaan Elings uit Heukelom met een borgbrief op zak toestemming om zich in Hilvarenbeek te vestigen. Hij kocht ten oosten van de Mostaard in Esbeek een boerderij. Later zouden daar de families Van Rijswijk en Van Doormaal gaan boeren. Nu is er het installatiebedrijf Van Gerven gevestigd. De zoon Jan Adriaan Elings erfde in 1805 het boerderijtje de Knollenburg. Dat ‘huijske’ lag aan de zuidkant van de Kromstraat op het Hoog Spul. Het was afkomstig uit de nalatenschap van Peter Jan Bruurs. Jan Elings was getrouwd met Petronella Bruurs. Zij hadden drie zonen: Adriaan, Gerardus en Jan. Tijdens de deling van de nalatenschap in 1849 erfde Gerard zowel een boerderij, die meer naar het westen lag, als het genoemde ‘huijske’ dat later verviel tot schuur. De oudste vermelding van dat pand dateert van 7 augustus 1732. Onder het wakend oog van het dorpsbestuur van Hilvarenbeek, onder leiding van de schepenen Jan Meijer en Cornelis Otten, zou het huis worden afgebroken en weer opnieuw worden opgebouwd. Alles zou zorgvuldig uit elkaar worden gehaald en de vier ‘oude gebonden’ dienden weer netjes in elkaar te worden gezet. Er zou aan het dak wel een nieuwe stijl met vier schergebinden met gordingen en naald aangebracht moeten worden. In de wanden kwamen twee nieuwe cruijskozijnen, een in de keuken en een in de kamer. Ook kwam er een buijten doorgebont met de deur en de glazen en vervolgens vier binnen doorgebonden met de deuren. De ruimten tussen de keuken en de kamer en de stal zouden worden dichtgemaakt. Aan die stal kwamen een grote en een kleine deur. Tot slot nog een keldervenster en een zoldervenster. Het boerderijtje moest rondom dicht worden afgewerkt met weegten en plaaten.

Van de ‘oude timmering’ werd een schop met drie gebonten gebouwd. De stal zou worden verlengd en er kwam onder en boven een ‘zult’. De Beekse gereformeerde schoolmeester Thomas van der Hammen zou in naam van Sebastiaen Annemaes, hij was predikant in Ginniken, dit alles publiek aanbesteden. De vorster hield hierbij op het Beekse raadhuis aan de kerk een oogje in het zeil. De Beekse timmerman Corstiaen Vingerhoets was de inzetter, maar het karwei ging naar de Beekse schutter Jasper van Eynthoven. Hij had Peter Bosmans en de smid Hendrik Walschots als borgen doorgegeven. Binnen een maand tijd diende Jasper dit karwei te klaren. Dat lukte en hij verhuurde het huisje aan Cornelis Timmermans. In 1779 was het in eigendom van de buurman Peter Bruurs en die verhuurde het aan Joseph Wouter van Rooij. Sinds de invoering van het Kadaster in 1830 was de locatie: sectie E nr. 458. Het was nu geen woning meer, maar een schuur met erf.

Op dezelfde kavel stond iets verderop naar het westen de grotere boerderij genaamd de Lombart Stede op sektie E nr. 459. Die hoeve, genoemd naar de vroegere eigenaar Aert Lombaerts, zijn voorouders waren kuiper aan de Esbeekse Mostaert, was in 1680 in eigendom van Thielman Lemnius, president van de Beekse schepenbank. Tevens was hij drapenier, lakenkoper en bierbrouwer. In 1700 erfde zijn dochter Marie Lemnius, zij was begijntje in Turnhout, de boerderij. Via Jan en zijn zoon Peter Bruurs was die ook in het bezit van de familie Elings gekomen. De gronden die bij die boerderij hoorden, waren: ZiepPluimhorst (3x) – Hoeimaker – Knollenburg (2x) en Lombart Stede. Vanuit Esbeek had Jan Elings de volgende percelen meegekregen: Kattenbogt – Nest – Mudakker – Mosterd Hekken – Mosterd Dries – Groot Broek (2x) – Rakels Broek – Polderke en Cijnske. In 1849 ging die boerderij pardoes geheel in vlammen op. De ‘Knollenburg’ was al eerder afgebroken en Gerard Elings bouwde in 1850 een nieuwe boerderij pal naast het oude omgrachte leengoed het Spulle op de hoek van de Kromstraat en de historische Kerkpad naar Esbeek. Het geraamte daarvan staat er nu nog! Ruim een halve eeuw eerder was in die buurt ook al een schuur tot de grond toe afgebrand. En dat was veel erger, want de binnentrekkende Fransen, zij waren de aanstokers geweest, hadden in augustus 1794 de boer Dirk van Gils en zijn knecht erin opgesloten!

Na Gerard Elings ging het onroerende goed geheel naar zijn schoonzoon Cornelis van Gestel. Zijn dochter Maria Anna van Gestel trouwde op 12 mei 1921 met Johannes Cornelis van den Broek. Die werd als zoon van Jan van den Broek en Wilhelmina Schoonis op 8 januari 1890 in het Slibbroek geboren. Na enige tijd bij zijn schoonouders te hebben ingewoond, liet Jan een nieuwe boerderij bouwen in de hoek van de in 1890 aangelegde nieuwe keiweg van Beek naar Esbeek en de Kromstraat. Op 23 oktober 1923 kreeg Jan vergunning van de Beekse burgemeester J.C. de Rooij voor het bouwen van een nieuwe boerderij in de oude buurtschap de Stappen aan ‘den Esbeekschen Weg’ op sektie E nr. 2692, voorheen de akker de ‘Knollenburg’. Namens de gemeente was de Bekenaar Jan Smolders de opzichter tijdens de bouw. Er werden vanuit de welzijnscommissie nog wel enkele kanttekeningen geplaatst. Zo lag de ‘welput’ te kort bij de paardenstal en de ligging van de regenput was niet aangegeven. Ook ontbrak de luchtvoorziening voor de kelder. Tot slot raadde men aan om luchtroosters onder de houten vloeren aan te leggen. Het plan om in 1920 even voorbij de Stappen een barak voor tien personen te bouwen om vreemdelingen te kunnen weren, werd weggewuifd. Nauwelijks was hier de lucht geklaard of de boeren Van den Broek, Van Gestel en Kiemeney, allen naburen van de ‘Stappen’, maakten in november 1925 ernstig bezwaar tegen de komst van een door de gemeente gepland woonwagenkamp in de buurt. De stoomtram zou nog wel tien jaar lang dagelijks langs komen puffen om de atmosfeer ter plaatse proestend met kwalijke dampen onder druk te zetten. Maar uiteindelijk, de biosfeer zou ‘stapsgewijs’ tot rust komen, gingen alle genoemde projecten met enige twijfel op de schop! Werd het daarom hier dan ook… ’t Schop?