Hilvarenbeek heeft heel wat geschiedenis. Soms ligt het gewoon voor je neus en is het voor iedereen te zien. Maar dan moet jij er eerst wel op gewezen worden, anders loop je achteloos door een straatje, zonder dat je je bewust bent van al het interessants dat je passeert. Het orgaan van de H.K. Ioannes Goropius Becanus doet dat en is daarmee een belangrijke pilaar onder het bewustzijn van de Bekenaren.
door Kees van Kemenade
Een belangrijk deel, rijk geïllustreerd van het blad Tussen Paradijs en Toekomst wordt ingenomen door het project van de Heemkundige Kring over een van de oudste straatjes van Hilvarenbeek, de Voortsepad. Van de Vrijthof naar windmolen De Doornboom, waar zelfs nog een straatnaambordje te zien is met de spelling Voortschepad. Ieder huis, met de bewoners daarvan, heeft zijn eigen verhaal. En al is er duchtig gesloopt, de sfeer van vroeger is er gebleven. Welke beroepen oefende men er ooit uit? Hoe woonden de mensen in de oudere huizen? De winkels die de bevolking van het nodige voorzagen, het komt allemaal aan de orde in het artikel van Ton de Jong.
Emmanuel Naaijkens breekt een lans voor de eigentijdse geschiedenis, zoals die naar voren komt in de vele foto’s die hier werden gemaakt. Rond 1900 was een camera iets zeer schaars, maar vanaf de jaren vijftig werd de fotografie algemeen beoefend. Dat levert schatten op, die de Kring graag wel behouden. Grote gezinnen, winkeliers staande achter de toonbank in hun piepkleine winkeltjes, mensen aan de arbeid, de straten van het dorp,… Wie zulke foto’s bezit kan ze onderbrengen in het archief van de Kring. Zo blijven ze behouden voor het nageslacht.
Ton de Jong schreef nog een tweede verhaal over het bekendste pand aan de Gelderstraat, Concordia en thans Gouden Carolus geheten. Het huis stond er in ieder geval al vóór 1649. De auteur komt met een nieuwe theorie over de raadselachtige naam Gelderstraat. Hier kruiste de Esbeekseweg de Zuiderbeek en bij de brug moest men een geldsom als tol betalen. In het oude Nederlands kan ‘gelt’ ook slaan op een varken, zelfs op vis. Dat kan dan weer te maken hebben met de markten in het dorp. De Gelderse troepen die Beek twee keer brandschatten, kunnen we gevoeglijk buiten beschouwing laten.
Sociaaleconomische geschiedenis
Wil Heeffer, meer dan zestig jaar heemkundige, blikt terug op de geschiedenis van het streven naar behoud van ons erfgoed. Zijn conclusie is dat er veel werd bereikt: museum, een eigen orgaan en andere publicaties, verzamelen van foto’s en voorwerpen, opkomen voor met sloop bedreigde monumenten, zoals de Platte Beek, medewerking aan archeologisch onderzoek, … Daarmee heeft Ioannes Goropius Becanus zich een belangrijke positie verworven in het culturele leven.
Een groot artikel is gewijd aan onze sociaaleconomische geschiedenis. Ed van Hees onderzocht het belang van meiden, maar vooral de knechten in het dorp. Die was groot. Interessant is om te lezen welke beroepen er in de negentiende eeuw hier werden uitgeoefend. Natuurlijk waren de meesten nog agrariër, maar op de tweede plaats kwamen de dagloners. Wij zouden ze bijna kunnen zien als de huidige zzp-ers. De belangrijkste nijverheid werd de leer- en tabaksindustrie. Kleine bedrijfjes die werkten voor de lokale markt. Dan waren er de ambachtslieden, die werkten in de bouw of voor de boeren. Een timmerman en een maker van houten wielen, een wever en een klompenmaker,… En natuurlijk een burgemeester en een secretaris en een bode, met ambtenaren die ook werkten voor de douane (de omvang van het gemeentelijk apparaat was nog heel klein). De pastoor en de kapelaan waakten over het religieuze leven, drie onderwijzers voor het intellectuele niveau van de Bekenaren en evenveel marechaussees over de openbare orde. Herbergiers en bierbrouwers zorgden ervoor dat het verdiende geld ook nog eens kon worden uitgegeven.