De necrologieën in de kranten gaan vrijwel altijd over de vooraanstaande mensen in het dorp. ‘In memoriam’ staat er dan vaak nog boven. De oud-burgemeester of wethouder krijgen zo’n stukje. Of de grote industrieel, of de plaatselijke notaris, of de voorzitter van de lokale Rotary of een gevierde sportheld of kunstenaar. ‘De notabelen’, dat woord maakte me in een week als de vorige eigenlijk nogal pissig. Vrij uitgelegd betekent ‘notabel’ niet minder dan ‘de moeite van het opmerken waard’.

Vorige week overleed mijn buurman Frans. Veel te jong en veel te snel, door de vervloekte K-ziekte, waarvan men voorspelt dat deze binnen een paar decennia niet meer dodelijk zal zijn. Te laat voor Frans dus. Oneerlijk, voor zover er al iets eerlijk is in deze bizarre wereld. In het dorp was hij veel beter bekend als Cis, of Ciske, of De Cis. Als je een bijnaam krijgt in het dorp – en zeker als daar nog ‘De’ voor komt, of er wordt een verkleinwoord van gemaakt – dan weet je zeker dat je erbij hoort. Dorpse liefde. Ik was niet echt close met hem, maar ik mocht hem graag als buurman. Hoe goed De Cis ‘lag’ in het dorp? Bij zijn afscheid barstte de zaal van het uitvaartcentrum uit zijn voegen, met honderden huilden ze mee met zijn vrouw en kinderen. Dat zegt misschien iets.

De Cis hoorde dan wel niet tot de officiële notabelen, de moeite van het opmerken was hij méér dan waard. Hij had een nogal karakteristiek en luid stemgeluid, waardoor hij ook niet gemakkelijk te missen was in een gezelschap, maar ook anderszins was hij duidelijk aanwezig. Hij feestte graag, veelvuldig en stevig en werd dan onmiskenbaar opgemerkt met zijn straffe grappen en grollen. Mogelijk ook daarom was hij een graag geziene deelnemer in de carnavalston, waar hij al snel een groot talent bleek. Ook bij de voetbalclub in ons dorp werd hij gewaardeerd, dat weet ik zeker. Als vrijwilliger en chauffeur was hij váák van de partij. Hij kon soms redelijk vierkant zijn in zijn uitingen, maar hij was altijd eerlijk. ‘Authentiek’ heet dat dan tegenwoordig. Misschien dat niet iedereen er altijd even goed tegen kon, maar ik kon het wel waarderen.

Onbetrouwbare mooipraters hebben we al genoeg.

Het enige wat De Cis misschien nog harder deed dan feesten was werken. Graag met muziek erbij ook. Het was een pezige kerel, met vlugge bewegingen, altijd in de weer voor zijn baas, maar zeker voor zijn gezin, dat hij koesterde met een Grote K. Zijn echtgenote was zijn Queen, vertelde hij me weleens en dat geloofde ik en zag ik onmiddellijk. Hij droeg haar op handen. Een sjouwer, zoals je ze nog maar zelden ziet. Ik vermoed dat hij voor veel mensen klaar stond. Mensen als De Cis zijn de ruggengraat van onze samenleving. Niet de lui die het mooi kunnen vertellen, of handig weten te delegeren, maar mannen zoals De Cis, die zeggen: “Ga eens opzij, dan doe ik dat wel efkes.” Met medelijden kon hij niet zoveel schat ik. Toen hij van de artsen te horen kreeg dat het nog maar een kwestie van weken was, vertelde hij nuchter in zijn cirkel:

“Ik heb een verkeerd lotje getrokken.”

Dus vertel me niet dat Cis niet bij de notabelen gerekend dient te worden. Hij was de moeite van het opmerken waard. Hij heeft bij mijn weten nooit een standbeeld of een Koninklijk lintje gekregen, maar een stukkie in het weekblad moet toch op zijn minst kunnen? Ik groet hem nog maar eens, met respect, naar de andere kant, over een andere schutting.