Het moet een bijzondere setting zijn geweest voor Marcel van Roosmalen, vorige week tijdens het Kubus Festival in Middelbeers. Er wachtte hem een warm onthaal in het dorp dat hem van bezoeken in zijn jeugd bijstond als saai en kleinburgerlijk. Hij werd nog net niet op de platte kar rondgereden. En dan zijn optreden zelf, nota bene in het bovenmeesterhuis waar hij vroeger zo vaak kwam, bij die wat zonderlinge familie Van Roosmalen, nu lunchroom en toepasselijk omgedoopt tot Meesterlijk. ‘Cult toch!?’ vond hij; voldoende reden om te komen.

Ongetwijfeld is dorpsgenoot Harrie van Hoof hoofdverantwoordelijk voor het over streep trekken van Van Roosmalen. Ik ken Harrie in dergelijke situaties als ‘vasthoudend’. Meesterlijk was ook Van Roosmalens imitatie van Harrie. ‘Met Harrie! Hoe lang duurt zoone column? Want wij moeten kaarten verkopen hè.’ Ik legde Van Roosmalen uit dat Harrie vanwege De Veulpoepers op zijn minst een regionale bekendheid is. ‘Veulpoepers?’, hoorde ik Van Roosmalen verbaasd mompelen. Nooit van gehoord. Ook niet van ‘D’n Egelantier’ trouwens. Ik onderdrukte de neiging om het voor hem te gaan zingen: ik zou zomaar mikpunt van spot in een column kunnen worden.

Toch had ik een heel prettig telefonisch interview met de gevierde ‘schrijver, slash columnist, slash tv-bekendheid, slash BN’er met Beerse wortels’. Over zijn herinneringen aan ‘Beers’. Over de familie met enkele wereldvreemde ooms en tantes en over zijn boekbespreking van de dikke pil die Mart Smeets en Kees Jansma samen schreven. Hij had er ‘geen letter’ van gelezen. Naarmate ik meer lachte om zijn droge beschouwingen, leek hij steeds losser in het gesprek. Na afloop bedankte hij me vriendelijk en prees hij de toon van ons gesprek.

Die zaterdagavond mocht ik ook met wat columns aantreden in zijn programma bij Meesterlijk, dat hij met schrijfster en echtgenote Eva Hoeke zou verzorgen. Drie keer een identiek showtje van een uur, inclusief wat dialoog met het publiek, zo was de sympathieke opzet. Ook het schrijverskoppel zelf toonde zich van de vriendelijke kant. Wel leek Van Roosmalen nogal in zijn hoofd bezig, maar zo kennen we hem ook van tv natuurlijk.

Het werden drie bijzondere rondjes waarin Van Roosmalen zelf veel Beerse herinneringen debiteerde, in zijn droge en soms bijtende schrijfstijl. Hij werd door het goed opgekomen dorpspubliek meer geïnformeerd dan bevraagd, wat misschien niet direct de opzet was van de organisatie. Verschillende ooms en tantes uit het onderwijs werden negatief te berde gebracht. Ze hadden aan wangen getrokken en op vingers geslagen en Westelbeerse kinderen voorgetrokken. Een meneer vond het ‘tbs-waardig’. Het moet voor de schrijver toch een deceptie zijn geweest, het deels onttakelde idee van een gerespecteerde familie. Hij bood er zelfs nog postuum excuus voor aan. Wat hij van mijn voordracht vond weet ik eigenlijk niet. Hij zat er ook niet om mij te recenseren natuurlijk, maar hij maakte me toch licht nerveus, met die kenmerkende, kritisch vorsende blik, terwijl ik uit mijn boekje las.

Na drie best vermoeiende rondjes wisselden we boeken uit. In zijn opdracht schreef hij ‘Voor de beste journalist van Oost- West- en Middelbeers’, een mooie knipoog. Wat overmoedig geworden hierdoor, stelde ik voor om met het team van de avond op een knalgeel bankje een groepsfoto te maken. Ik hoorde bijna de frictie onder zijn hersenpan, maar hij stemde toch toe. Na drie foto’s suggereerde ik om kameraadschappelijk de armen om elkaars schouders te slaan, voor de variatie. Hoeke knikte, maar precies op het moment dat ik mijn hand op zijn schouder legde sprak hij streng Meesterlijk: ‘Nee!’ Maar ja… toen lag die hand er al en terugtrekken was ook nogal ruggengraatloos. Het ongemak zie je nog enigszins terug op die foto.

Sorry Marcel. Mag ik nog Marcel zeggen?

Daags erna verscheen er een opvallend positieve column over zijn ervaringen in ‘Beers’ in het NRC. Zeker voor hem was de toon lief over dorp en festival. Hij prees grootmoedig ‘De Eenheid’ in ons dorpje. De Beerse Bakker lanceert binnenkort het Eenheidsworstenbrood.