Pas een eeuw geleden groeide Haghorst uit tot een echt dorp, maar dat wil niet zeggen dat het niet bewoond was. Op dit moment voeren archeologen omvangrijke opgravingen uit op een terrein van bijna twee hectare, voordat er een huizenproject wordt uitgevoerd. Zij hopen daarmee zicht te krijgen op het leven van de vroegere bewoners van Haghorst. De werkzaamheden geven ons inzicht in hun bestaan en hoe zij hun omgeving gestalte gaven.
door Kees van Kemenade
De zwarte deklaag is afgegraven door een grote machine, bestuurd door een ervaren assistent van de archeologen. De laag zand is niet dik, dus komt de gele onderlaag al snel in zicht. Daarin zijn rechte en ook grillige patronen te zien, die voor de leek moeilijk te vatten zijn. Archeologen Fokko Kortlang en Maikel van Stiphout geven uitleg en dan worden vlekken wegen, gaten van palen, of waterputten.
“Wij kijken nu recht op de overblijfselen uit de late Middeleeuwen, zeg maar rond 1400 na Christus, van een omvangrijke boerderij. Het gebouw is al lang verdwenen, maar met die afdrukken kunnen wij hem reconstrueren. Nu fotograferen we alles en brengen het allemaal in kaart, het dateren is latere zorg. Wij hebben hier ook meerdere waterputten gevonden, groot in omvang en meters diep. De wanden zijn gemaakt van heideplaggen of van turfjes. Op de bodem was altijd een constructie, een karrewiel bijvoorbeeld, waarop men ging bouwen. In steden kun je heel wat vinden op de bodem van zo’n waterput, maar hier viel dat tegen. We verwachtten het ook niet echt. In ieder geval is er een mooie pot gevonden.”
Een poos later, in de opslagruimte voor de vondsten, tonen de archeologen naast een aantal scherven van aardewerk ook de pot. Alleen, hij is helemaal in diggelen; werk voor restaurateurs dus.
Een spinklosje
“Dit is een beetje een bijzondere vondst, dit keer geen karrenwiel voor de bodem, maar een kunstig gemaakte ring van hout die met pennen aaneen gemaakt zijn. Door de afwezigheid van zuurstof is hij niet verrot en gaaf gebleven. Heel verrassend is ook dit spinklosje gemaakt van aardewerk.” Het klosje ziet er verbazend ongeschonden uit. Ruim zeshonderd jaar geleden heeft een vrouw hier op de Lage Haghorst wol mee gesponnen, dat later weer werd gebruikt om er stoffen voor kleding mee te maken. Je ziet het zo voor je. In de Late Middeleeuwen moesten de bewoners voor alles zelf zorgen, eten maar ook de kleding die zij droegen. Het zijn overigens niet de zichtbare dingen die men kan onderzoeken. Pollenonderzoek, dus het bestuderen van de stuifmeelkorrels, kan ons duidelijk maken wat er werd verbouwd en dus ook gegeten.
Kennis vergaren
De archeologen doen dit werk omdat het wettelijk verplicht is. Lang begon men aan een bouwproject en werden voorwerpen in de bodem – bodemarchief noemen archeologen het – niet opgemerkt. Gelukkig dat dit nu niet meer voorkomt. Deze werkzaamheden zijn medio oktober begonnen, al waren een jaar tevoren al proefsleuven gegraven. Toen die bevindingen hoopvol waren, heeft men besloten deze archeologische opgravingen te starten.
Eind november moeten de werkzaamheden voltooid zijn en wordt de zaak weer dichtgegooid in afwachting van de aannemer met zijn ploeg werknemers. Dan is alles gewoon weg, behalve de kennis. De archeologen hebben dan de tijd om alle verzamelde gegevens te verwerken, de zaak helemaal in kaart te brengen en tenslotte een uitgebreid verslag van de opgraving te maken. Op die manier zijn wij weer iets wijzer geworden over de mensen, vaak onze voorouders, die hier ooit leefden en werkten.