Ga eens op zoek naar de vele verschillende planten in onze gemeente, kruiden die er van nature voorkomen. Je hoeft alleen maar te kijken in de bermen langs de wegen, in de bossen, aan de akkerranden en zelfs tussen de straat- en stoepstenen. Elke plant is interessant; onkruid is maar een verzonnen woord. Als jij je er een beetje in verdiept, dan gaan die Beekse planten nóg meer leven. Zelfs in de winter doe je dan mooie ontdekkingen.

door Kees van Kemenade

Even was de winter aanwezig en liet het water van het Nestven dichtvriezen. Een pol pijpenstrootje steekt boven het ijs uit. Een taaie plant die wij vroeger bunt noemden en die overal in onze streek aanwezig is op schrale grond. Het is een grassoort en als hij zich nestelt, is hij moeilijk weg te krijgen. Wij houden allemaal van heidevelden, maar door het voedselaanbod vergrassen die heidevelden met vooral deze plant. Dat ligt dus niet echt aan deze grassoort, maar aan de omstandigheden die wij scheppen. Pijpenstrootje is altijd goed vertegenwoordigd op schrale zandgrond, bij vennen en als je in het bos een wat lagere plek ziet, vol met pijpenstrootjes, weet je dat daar vroeger een ven was, dat door de ontginningen en het planten van naaldhout verdwenen is.

De bladeren van het pijpenstrootje zijn mooi groen in de zomer, maar nu verdroogd. De bloeistengels steken er nog fier bovenuit. Resten van bloemetjes zijn ook nog aanwezig.

De stengels werden vroeger gebruikt om aardewerken pijpen te maken. In die stengel zitten geen knopen, behalve aan de voet en als je ze daar afplukt heb je een mooi hulpmiddel om bij het bakken in de steel van de pijp een perfect rookkanaal te maken. Dat je er ook pijpen mee kun schoonmaken, ligt voor de hand. Maar ja, aardewerken pijpen zie je alleen maar op schilderijen. Een zachte bezem is ook een toepassing van de bloeistengels.

Vlindersoorten, voor de tijd dat ze rups zijn, profiteren van het pijpenstrootje. Het is een waardplant voor onder meer dikkopjes en de blauwoogvlinder. Je kunt het nu niet zien, maar in de zomer nestelt zich in de halmen soms het pijpenstrootje-moederkoren. Het is een parasiet met een uiterst werkzame stof bij bloedingen. Kraamvrouwen werden daarmee geholpen om dat bloeden te stoppen, vandaar de naam. Bij een te hoge dosis leidde het tot vreselijke pijnen en afsterven van lichaamsdelen. Kruidenvrouwen, die vroeger het medisch handelen verrichtten, wisten precies welke dosering heilzaam, maar ook welke dodelijk was.