Een eeuw geleden schreef de Esbeekse onderwijzer J.M. Lauwers een boek over onze gemeente. ‘Langs de Hilverboorden’ geeft een prachtig beeld van vrijwel alle aspecten van het leven in onze dorpen. Dus ook dat van de landbouwers die in 1924, net als nu, een proces van snelle verandering meemaakten. Het boerenbedrijf op de schrale zandgrond, met alleen langs de beekjes vruchtbare bodem, was zwaar. Maar nieuwe ontwikkelingen dienden zich aan en Lauwers speelde daarin een belangrijke rol.

door Kees van Kemenade

Een schoolmeester was in een klein dorp de enige intellectueel. Hij had gestudeerd en was als regel zeer betrokken bij het welzijn van de bevolking. Dat gold zeker voor ‘Meester’ Lauwers (1881-1965), zoals hij gewoonlijk werd genoemd. In 1902 was hij er als jong onderwijzer begonnen. Behalve in zijn schoolloopbaan, verdiepte hij zich ook in de modernisering van de landbouw. Door kennis moesten de boeren hun levensstandaard kunnen verbeteren. Daarom begon hij met het geven van landbouwcursussen, die afgesloten werden met een examen. Zijn vriend, Andreas Schotel, vervaardigde voor hem een aantal Landbouwdiploma’s, die aan de kandidaten werden uitgereikt en steevast een ereplaats kregen in de woonkamer van de boerderij. Het is terecht dat in Esbeek een straat naar hem is vernoemd, want hij legde er de basis voor de huidige welvaart.

Zelfvoorzienend werken

Bij zijn aantrede trof Lauwers landbouwers die werkten zoals de generaties voor hen. Zij verbouwden rogge, evie (soort haver), spurrie (plant die als veevoer werd gebruikt), boekweit. Vlas en hennep, dat vaak zelf werd verwerkt tot textiel of touw. Aardappelen en knolgroen als voedsel voor het gezin en voor het vee. In de huizen was er een haard met open vuur, waarboven een sopketel hing. Daarin gingen de knollen en aardappelen. De koeien stonden in een potstal boven op hun eigen mest, die langzaam veranderde in een taaie laag. Met heidestrooisel werd dat wat luchtiger gemaakt. De mestkoek werd met speciale schopjes uitgestoken en over het land uitgespreid. De melk werd verwerkt tot boter, en dat was een van de weinige inkomstenbronnen van de boer. Geld om te investeren was er dus nauwelijks. Maar de komst van kunstmest maakte aan het oude probleem, te weinig mest voor de akkerbouw, een einde.

Innovatie

Wat waren die vernieuwingen dan, waar de agrariërs met enthousiasme aan gingen meedoen?

Door cursussen kregen de jonge boeren zicht op de fok-leer. Dieren kunnen ook geslachtsziekten oplopen, maar als je weet hoe je het moet aanpakken, kun je dat vermijden. Ook de voeding van het vee is voor de veehouder van het grootste belang. Of welke varkens zijn het beste geschikt voor de zandgrond... het Duitse landvarken. Hoe weet je welke meststoffen het land nodig heeft, want je kunt er niet zomaar kunstmest op uitrijden. Het werd in Esbeek allemaal onderwezen. De grootste verandering was wel de invoering van de Hollandse stal, waarbij het vee met de kop naar de middengang stond en de mest in een goot terecht kwam. Al dit had mooie resultaten. De welvaart nam zienderogen toe en daarmee de trots om boer te zijn. Elk jaar kwamen de veehouders bijeen op de Fokveedag en toonden zij de resultaten van hun innovatieve aanpak.

De verschillen met tegenwoordig zijn natuurlijk gigantisch. Een eeuw geleden waren er enorm veel, meestal kleine, boeren. Nu zijn er nog maar een klein aantal, maar wel zeer omvangrijk en zeer gemechaniseerd, of gebruik makend van andere bedrijven voor de technische uitvoering van het werk. De oude boer deed in 1924 nog alles zelf, nou ja, met de hulp van het paard.