In 1924 schreef de Esbeekse schoolmeester J. M. Lauwers een boek over het dagelijkse leven in onze dorpen. ‘Langs de Hilverboorden’ is de naam van dit werk, dat ons een mooi inkijk geeft in het bestaan toen en meteen hoeveel er in een eeuw is veranderd. Ook toen bezaten de mensen vrije tijd, niet zoveel al tegenwoordig, die ze op aangename wijze wilden doorbrengen. Televisie, radio en de moderne media bestonden nog niet, dus zocht men ander vermaak.

door Kees van Kemenade

Drie jaar eerder werd in Nederland de achturige werkdag ingevoerd. De week kende zes werkdagen, alleen op zondag was men vrij. Daarnaast waren er nogal wat kerkelijke feestdagen waarop niet gewerkt werd. Vakantieweken bestonden niet, maar wel was de werkman vrij met de kermis, die druk werd gevierd. Arbeid was nog vaak fysiek en zwaar. Bijvoorbeeld in de bouw droeg de uperman de stenen naar boven, terwijl de metselaar metselde. De vlezer in de looierijen schraapte met zijn mes de vlees- en vetresten van de binnenkant van de huid. En in de steenfabriek was alles nog handwerk.

Kaarten en sport

Als de arbeid erop zat en het avondeten genuttigd, waren er nog een paar uur te vullen voordat men, vroeg, naar bed ging. Kaarten was dan het meest geliefde vermaak. Met de familieleden, of met buurtgenoten rond de tafel. Het kaarten gebeurde thuis of in het café met op zondag hele competities. Men kende ook de wandelende kaartbank, waarbij de spelers verschillende cafés in vaste volgorde bezochten.

Sport werd er 100 jaar gelden ook al druk bedreven. Voor de jeugd was dat vooral voetbal op geïmproviseerde terreinen, terwijl de ouderen vooral de handboogsport beoefenden. Dat deden ze in georganiseerde handboogschutterijen, los van de schuttersgilden. De gilden met hun teerdagen, koningsschieten en optochten waren belangrijk in het dorpsleven. Iedereen liep dan uit om te komen kijken. Natuurlijk waren er ook de feesten: Koninginnedag in augustus, het inhalen van een nieuwe geestelijke, of een volgende burgemeester.

Toneel en muziek

Ook de cultuur bloeide. Er bestonden verschillende toneelverenigingen die vaak religieus of historisch geïnspireerde stukken opvoerden. Een probleem was wel dat men geen gemengd toneel wilde. Dus vaak waren er enkel mannenrollen in toneelspelen als ‘De Leeuw van Vlaanderen’. De opvoeringen werden druk bezocht. Dat gold ook voor de muziekgezelschappen, in Hilvarenbeek St. Leonardus en Concordia. Zij hadden clubs voor dilettanten en boden daarmee de mogelijkheid voor de jeugd om ook aan muziekbeoefening te doen.

Lezen was echt nog niet algemeen; een boek was een duur en gewaardeerd product. Natuurlijk had iedereen een kerkboek, maar lezen als ontspanning vond lang niet iedereen een nuttige activiteit. In het parochiehuis bestond een kleine bibliotheek met boeken die allemaal de kerkelijke imprimatur (toestemming) moesten hebben. Alleen de bovenlaag las een krant, maar het nieuws raakte daarna toch wel snel bekend. Er werd namelijk veel meer tijd gestoken om af en toe een praatje te beginnen met een bezoeker of voorbijganger. Men werkte inderdaad lang, maar wel in een minder hectisch tempo dan nu.

Werken in de hof

Om een aanvulling te hebben op het inkomen en zelf voor wat eigen voedsel te zorgen, hadden veel arbeiders achter het huis een flinke hof waar men aardappelen, het hoofdvoedsel, uien, wortelen, kool en dergelijke kweekte. Een geit, de koe van de arbeidersklasse, zoals hij wel werd aangeduid, was het favoriete huisdier. Het werk in d’n hof werd voor een groot deel gedaan door de vrouw, want betaalde arbeid werd niet geacht door vrouwen te worden verricht. Een jonge vrouw kon, in afwachting van een geschikte echtgenoot, nog wel een paar jaar als ‘medje’ werken, maar dan was het huishouden en de verzorging van de kinderen de enige taak die restte.

Of het leven toen als armoedig werd ervaren? Ik denk het niet. De welvaart was tamelijk gelijkmatig verdeeld, met natuurlijk wel een hogere klasse van notabelen. Maar de baas van een fabriekje woonde dan wel in een groter huis, maar werkte zelf gewoon mee.