De Tweede Wereldoorlog kent vele slachtoffers. Mensen die stierven door de oorlogshandelingen; een tragisch lot. Maar er waren er ook die om het leven kwamen doordat zij zich actief verzetten tegen de onderdrukking. Die hun leven waagden om anderen te helpen. Wij herdenken hen allen op de 4e mei. Van die groep oorlogsslachtoffers is Piet Leermakers uit Biest-Houtakker een sprekend voorbeeld. De naam van een straat in zijn dorp, een gevelsteen in zijn herbouwde woonhuis, en zijn graf op het kerkhof herinneren aan zijn dood nu tachtig jaar geleden.
door Kees van Kemenade
Wat doe je als je tijdens de bezetting een bericht krijgt dat je naar Duitsland moet, om daar te werken? Op het agrarische land misschien, maar grotere kans in een van de fabrieken die wapens en munitie maken voor het Duitse leger. Je kunt natuurlijk gaan, uit angst voor de straf als je weigert. Of… je gaat onderduiken. Ergens op het platteland waar je als boerenknecht onder een andere naam komt te verblijven zonder angst voor verraad. Maar hoe vind je hulp, iemand die te vertrouwen is en je bij wilt staan?
Piet Leermakers, geboren in 1901 in Helvoirt, was zo’n man. Zijn beroep in Biest-Houtakker was vee-verloskundige en dus was hij een geziene gast op menig erf. Men kende Piet en wist dat hij te vertrouwen was. Het was voor hem dus niet zeer moeilijk om onderduikers, die niet naar Duitsland wilden, onder te brengen bij vaderlandslievende landbouwers. Maar er kwam nog meer bij kijken dan alleen onderdak: valse papieren, bonkaarten voor extra voedsel en andere spullen, communicatie met de familie.
De illegaliteit
Deze hulp aan onderduikers breidde zich spoedig uit tot andere werkzaamheden in de illegaliteit, de hulp aan neergestorte geallieerde vliegtuigbemanningen bijvoorbeeld. Wisten de Duitsers en hun collaborateurs ervan? Was er een vermoeden dat Piet een belangrijke rol vervulde bij de ondergrondse? En heeft dat te maken met zijn dood? Speelde een verrader uit de eigen omgeving een rol?, want ook Hilvarenbeek kende collaborateurs. Allemaal vragen die nooit zijn opgelost.
Begin september 1944 stond de bevrijding voor de deur. Het Duitse leger was in volle terugtocht. De Geallieerden stonden in het noorden van België, wachtend op voorraden om op 17 september met een massieve aanval door te stoten tot in het hart van Duitsland. De illegaliteit wilde helpen: informatie verzamelen over Duitse stellingen. Wapens verzamelen om eventueel mee te helpen met de strijd. Iets moet daarvan zijn uitgelekt, want op 7 september stopte een auto voor het huis nabij het Spruitenstroompje. Duitsers, of Nederlandse SS-ers, het is niet helemaal duidelijk, stapten uit. Piet en een onderduiker in zijn huis, Jan van Dongen, probeerden via de achterdeur te ontsnappen. Maar de overvallers waren al om het huis heengelopen. De beide mannen werden met kogels doorzeefd en voor dood achtergelaten. Men nam niet eens de moeite om hen te arresteren. De moord en de daders ervan zijn ondanks naspeuringen nooit opgelost.