De tijden veranderen, Nederlandse getuigen van de oorlog die er nog over willen of kunnen spreken, zijn er nog maar sporadisch. Daarom moeten wij om de herinnering levend te houden de bakens verzetten. Nieuwe ideeën om de mensen ervan te doordringen wat oorlog is, en wat dus ook de betekenis van vrede en vrijheid. Ton Vugts van het Comité 4 Mei nam het initiatief voor een Vrijheidsmaaltijd, waar mensen die er wèl een begrip van hebben, Oekraïners en Afghanen bijvoorbeeld, in contact komen met bewoners die oorlog alleen maar kennen uit verhalen.
door Kees van Kemenade
Een maaltijd met gedachten over oorlog en vrede, vrijheid en onvrijheid, op de dag dat wij onze doden herdenken, dat stond Ton Vugts voor ogen toen hij twee jaar geleden het initiatief nam om mensen uit te nodigen voor een bordje Vrijheidssoep, te nuttigen in CC Elckerlyc.
“Maar nu gaan wij het groter aanpakken, op 5 mei in het Open Huis aan de Vrijthof. Vijftig maaltijden voor genodigden, Oekraïners, members van Quiet, senioren. Gekookt gaat er worden door vrijwilligers, waaronder ook deelnemers aan de Vrijheidsmaaltijd. We hebben daarvoor een subsidie gekregen van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei. Maar zonder de medewerking van de bibliotheek, Quiet en de huismeesters van het opvangcentrum in Diessen, hadden wij het niet kunnen organiseren. Hoe ik op het idee ben gekomen? Nou, dit jaar is het thema van 4 en 5 Mei: ‘Vrijheid Vertelt’ en wie kunnen dat beter dan mensen die het aan den lijve hebben ervaren.” En het menu? “Na de toespraken en de toost een vegetarisch en verantwoorde maaltijd in drie gangen. Tussen de gangen door is er muziek en zijn er gedichten en persoonlijke verhalen.”
Dreiging blijft
Hiermee slaat Ton Vugts de spijker op de kop. Je moet al een hele oude Bekenaar zijn, ver in de tachtig, om nog iets te kunnen vertellen over de dreiging van de oorlog. De schrijver van dit artikel heeft die herinneringen ook, maar uit de tweede hand. De eerste man van mijn moeder die naar Duitsland werd gestuurd om al dwangarbeider te werken. Die daar door de ontberingen een dodelijke ziekte opliep. Of de gevechten in Reusel, waarbij rondom de boerderij van mijn vader waar de Duitsers en Geallieerde troepen elkaar te lijf gingen, boven de hoofden van de burgers in hun schuilkelders. Mijn moeder die op 19 september 1944 in Eindhoven het bombardement meemaakte op de Britse onderdelen in de straten die noordwaarts leidden, naar de bruggen die in het kader van Market Garden genomen moesten worden. Zij zijn er niet meer.
De naoorlogse generaties kennen de verhalen, maar haalden er langzamerhand de schouders bij op. Zij dachten decennia lang dat oorlog iets van verre oorden was, maar dat het ‘beschaafde’ Westen zich er aan ontworsteld had. Velen geloofden dat wij eigenlijk niets eens meer militairen nodig hadden. Ze hadden het bij het verkeerde end. Het blijft belangrijk om ons te realiseren dat wij waakzaam moeten zijn. Landen streven niet altijd naar het beste voor de wereld. Er zijn genoeg wapens op de aarde om iedere inwoner, theoretisch, verschillende malen om te brengen. Als wij dat voor ogen houden zijn het levend houden van wat er tachtig jaar geleden op 4 en 5 mei, maar ook de tijd ervoor en erna, bitter nodig.