Ome Jan was mijn oudste oom. Hij overleed een paar weken geleden, na een kort ziekbed, hoewel hij al bijna dertig jaar met hartkwalen kampte. Met een leeftijd van 89 mag je niet klagen natuurlijk en bij mijn weten deed hij dat ook niet. Zijn hele leven heeft hij in Hank gewoond, de Biesbosch was als het ware zijn achtertuin. Zijn lievelingslied was, na ‘Leeuwerikske’, daarom uiteraard het Biesboschlied van de onvolprezen Jantje Koopmans. Hij zong het vaak, hij zong sowieso graag en het liefst liet hij dan iedereen meezingen.

Tijdens zijn uitvaartdienst in Oosterhout werd het lied nog uit volle borst gezongen door het mannenkoor waarvan ome Jan tientallen jaren lid was geweest.

In de maneschijn, dansen golfjes klein

Op de stromen, gaan en komen

t Windje ruist zo zacht, tovert sprookjespracht

In het Biesboschland bij nacht.

Voor het overspoeld werd door toeristen was de Biesbosch honderden jaren het domein van wilgensnijders, palingvissers en stropers. Tot het afsluiten van onder meer de Oosterschelde was de Biesbosch onderhevig aan de getijden. Dat had in de geschiedenis vele overstromingen tot gevolg, maar ook afzetting van rijke, vette klei, die perfect was voor weilanden en vee, maar ook voor aardappels. Niet voor niets heette Hank – het laatste katholieke stukje Brabant voor het overging bij het Zwarte End in zwartekousengebied – met carnaval Knoesterooiersland. Afijn, behalve met het liedje genoot ome Jan ook vele weekends en vakantie en zijn jachtje De Leeuwerik van zijn geliefde Biesbosch, waar het water toen allang zoet was.

Tijdens de dienst leerde ik toch nog veel over ome Jan wat ik nog niet wist. Hij was zijn werkzame leven lang warme en hardwerkende bakker geweest, in de bakkerij die door zijn opa was gebouwd en waar zijn vader ook tot zijn pensioen had gewerkt. Ome Jan was liever arts geworden, zo hoorde ik, maar dat zag zijn bakkende vader anders. We zien foto’s van hem in de bakkerij in de jaren ’70. Hij leek verdacht veel op Mel Gibson, of moeten we zeggen: Mel Gibson leek op ome Jan? Want die was ouder. In de oorlog zag ome Jan hoe een Duitse militair een pistool op het hoofd van zijn moeder zette. Zijn verdere leven lang bleef hij een pesthekel houden aan ‘die klote Moffen’, die hij natuurlijk steevast verkeerd stuurde als ze hem de weg vroegen. ‘Immer gerade aus!’ Dat werk. Wat ik me nog wel herinnerde was dat ome Jan ook nog een tijdlang politiek actief was. Hij had zijn eigen ‘Lijst 5’ opgericht en zelfs mijn vader, normaliter toch overtuigd socialist, had hij zover gekregen om zich als nummer twee op de lijst aan te sluiten. Dagen lang draaiden we massaproductie in onze garage, met sjablonen en spuitbussen, héél veel spuitbussen verf, stapels pamfletten, voor ome Jan zijn politieke ambitie. Bij die gemeenteraadsverkiezingen haalde hij op twee stemmen na een zetel. Mijn tante Thea en ome Ad stonden bij de socialisten op de lijst: precies die twee kiezers die ome Jan tekort kwam. Dat leverde nog geruime tijd stevige discussies op bij familiefeestjes, waar hij dan even later toch weer vrolijk op een stoel stond te roepen: “Is everybody happy?”

Uiteindelijk is ome Jan dan als raadslid bij het lokale CDA terecht gekomen. Ik vermoed dat ze hem graag binnen wilden hengelen, want ome Jan was een populaire figuur in het dorp en ook niet te zuinig met rondjes in café/zaal De Phoenix. Toen ik al tien jaar uit Hank weg was, las in Breda in dagblad De Stem over een vreemd voorval in de Hanks/ Dussense gemeenteraadszaal, waar toen net een nieuwe geluidsinstallatie feestelijk in gebruik was genomen. Terwijl de lokale politici en hun gevolg de zaal verlieten voor een alcoholische versnapering ter viering, schalde er ineens zeer luid en zeer duidelijk “Is everybody happy?!!” door de raadszaal. Iedereen schrok zich wild. Navraag leverde niets op over een mogelijke dader, zo meldde het krantenverslag. Tranen van het lachen rolden over mijn wangen.

Mij had ie in ieder geval happy gekregen.