Jouw vrouw belde, laat op de avond. Onze kinderen waren net bang de trap af gekomen door een hevig onweer. Onomwonden zei je vrouw: Frank is dood. Ik stokte, klapte helemaal dicht, onmachtig zelfs om troostende woorden te vinden. Ik beloofde dat we de volgende dag zouden komen. Ik drukte de telefoon af en keek mijn vrouw en kinderen verbijsterd en lamgeslagen aan. De genadeloze hand die jou een uur eerder met een aneurysma van deze wereld had gerukt wierp een bliksem naar beneden. Een enorme knal, ik zag een vuurbal ergens achter in onze tuin en de stroom viel uit in de hele straat.

Dat is nu op 10 juli precies tien jaar geleden. Ik geloof niet dat er sindsdien een dag voorbij is gegaan dat ik niet aan je gedacht heb. Tien jaar waarin we nooit meer samen dronken zouden worden, waarin we nooit meer samen muziek zouden schrijven, waarin we het nooit meer over onze kinderen – samen vijf meiden – konden hebben, waarin we nooit meer tranen zouden lachen om een stomme vlieger die we maar niet aan de Texelse hemel konden krijgen.

We hebben elkaar op een wonderlijke manier ontmoet, bij de 25-jarige bruiloft van mijn ouders. Jij speelde daar met jouw band en ik met de mijne. Een maand later zat ik in jouw band. Het eerste café waar we speelden in Breda was zo smal, dat het publiek tussen het drumstel door naar het toilet moest. Jarenlang waren we getuige van elkaars wisselende liefdesleven en het gebeurde zelfs weleens dat we probleemloos een vriendin van elkaar ‘overnamen’.

Je was een begenadigd muzikant, met een brede interesse van flamenco, tot Bobbejaan Schoepen, en van fabuleuze Ierse muziekgoden als Gary Moore en Thin Lizzy, die we tot diep, zeer diep in de nacht draaiden onder het dubieuze genot van C-merk port die naar Maggi smaakte. Je werd door je leerlingen op handen gedragen, door je gezin, je vrienden, je bandleden, je buurtje in Den Hout, je collega’s.

Ik snap heel goed waarom. Je passie was ‘beyond’ aanstekelijk en je loyaliteit legendarisch. Je hebt me een keer of zes mee verhuisd en jij was altijd degene die - in je eentje - mijn wasmachine de trappen op en af sjouwde. Ik heb je nog eens gebeld in 2004 toen ik mijn eerste optreden zou hebben, met mijn toenmalige band op het Splinter Festival in Middelbeers. Onze gitarist had vlak voor dat optreden zijn sleutelbeen gebroken. Met weinig hoop belde ik je. Je zat in de voetbalkantine na een wedstrijd in Den Hout en je had gedronken; zoveel was wel duidelijk. Ik vroeg je of je wilde invallen die avond. Je zei onmiddellijk ja, als ik je maar op kwam halen. Ik had mijn map met akkoordenschema’s bij me en een cd met de covers die we speelden. In de auto onderweg naar Middelbeers nam je het repertoire door. Radiohead, K’s Choice, Kim Wilde, Lenny Kravitz, Anouk: dat werk. We kwamen net op tijd voor het optreden, je prikte je gitaar in en het was ‘gaan met die banaan’.

Het werd nog hele een gezellige avond, je leek op je plek te vallen in Middelbeers en je genoot van het lekkere alternatieve festivalsfeertje. Ik vermoed dat daar de basis voor je is gelegd om je schouders er als orkestleider en muziekarrangeur mee onder te zetten bij het Rock Theater Moulin Rouge, twee jaar later in ons dorpke. Dat werd een doorslaand succes, mede door jouw innemende persoonlijkheid, met een flinke dosis ondeugendheid. Op kritieke momenten wist je de muzikanten weer het geloof te laten hervinden. Ik weet nog dat je ze voor de voorstellingen opklootte om wat te gaan stangen bij de toneelspelers en bij de dansers. Gouden momenten, waarin eenheid werd gesmeed en waarna je mensen boven zichzelf zag uitstijgen. Gloriemomenten, zoals ik met jou een bulktanker vol heb beleefd.

Frank jongen, tien jaar alweer. Wat vliegt de tijd, je dochters zijn mooie volwassen vrouwen geworden en ik ben inmiddels aardig grijs. En jij blijft voor eeuwig die lieve kwajongen van 46.