Ieder dorp heeft zo zijn eigen verhalen. Ze horen bij het immateriële erfgoed en het zou jammer zijn als die volksverhalen verloren zouden gaan. Vroeger werden ze ’s avonds verteld bij het langzaam dovende haardvuur, door ouderen die het ook weer van hun ouders gehoord hadden. Maar nu zijn er modernere manieren om die vertellingen te herbeleven. Het bekendste Beekse volksverhaal is wel… de legende van de Doornboom.

door Kees van Kemenade

Onder de Geboden Linde op het marktveld vergadert de plaatselijke rechtbank, de dingbank, bestaande uit plaatsgenoten van goede naam en faam. Het gaat over een serieuze zaak: diefstal, iets waar men zeer zwaar aan tilt. De gevangene is even tevoren vanuit de cel in de Beekse toren naar buiten gevoerd en staat nu tegenover de rechters. “Zo beste man, je wordt beschuldigd van een uiterst kwalijke zaak, diefstal. En wel van een biestok met bijenkorven. Jij zou ze wederrechtelijk hebben meegenomen en ergens verstopt. Wat is daarop jouw antwoord?” Willem, de voorzitter van de plaatselijke dingbank kijkt rond naar de andere leden of hij de aanklacht goed heeft verwoord. Allen knikken instemmend en dus richt hij zijn blik op de arme landloper voor hem. De man zwijgt. “Nou?”, dringt Willem aan. “Komt er nog wat van?” De zwerver schudt zijn hoofd. “Heer, ik ben onschuldig. Ik ben geen dief en heb niks gestolen.” Cornelis, een van de leden van de dingbank staat op. “Maar mijn biestok is wel weg! De mensen in ons dorp stelen niet van elkaar. Dus moet het iemand van elders zijn en jij bent de enige vreemdeling die wij de laatste tijd hebben gezien en dus móet jij wel de dader zijn. Geef het toe en vertel waar de bijenkorven verstopt zijn, dan zullen we niet de zwaarste straf eisen. Een geseling en brandmerken, mag wat mij betreft dan volstaan.”

De landloper blijft halsstarrig. “Heren, echt waar. Ik zweer bij God en de heiligen dat ik de dief niet ben. Zoek de echte dader en laat mij vertrekken. Als ik veroordeeld word, dan begaan jullie een onvergeeflijke daad.” Maar Willem kijkt rond, het eerst naar Cornelis. Die maakt het gebaar van een strop om de hals en een strakgetrokken koord. “Hij moet hangen!”, vallen ook de andere leden van de dingbank hem bij. Voorzitter Willem weet genoeg. “Welaan, landloper. Omdat je weigert te bekennen en ook omdat het overduidelijk is dat jij de dief van de biestok bent, veroordeel ik jou tot ophanging aan de galg tot de dood intreedt. Laat het een les zijn voor allen dat in Hilvarenbeek diefstal niet wordt getolereerd. Schout, voer hem weg, breng de dief naar de galg.”

De galgenberg is op de hei buiten het dorp, gauw een half uur te voet. De leden van de dingbank volgen te paard de veroordeelde, een groot deel van de plaatselijke bevolking loopt mee. Het gebeurt immers niet elke dag dat er een terechtstelling plaatsvindt. Toch wel een beetje akelig, maar tegelijkertijd leerzaam voor de kinderen. Zo zie je maar wat er gebeurt met iemand die het pad van de deugdzaamheid verlaat. Het is nog een flinke afstand naar de galgenberg een eind buiten het dorp, vlakbij de oude windmolen. Al die tijd steunt de veroordeelde bij het gaan op zijn stevige stok gemaakt van doornboomhout. Hij kijkt niet op of in het rond, maar slechts naar het zand van het pad waarop hij loopt.

(slot volgt)