Het belang van liedteksten kan niet overschat worden. Ook in ons relatief kleine taalgebiedje mogen we ons gelukkig prijzen met vele tekstpareltjes. Vaak hoor ik ze tijdens het motorrijden onder mijn helm in gedachten voorbijkomen en zit je zomaar kilometers lang te neuriën. Dat kan iets heel onbenulligs zijn als ‘Vanavond gaan we naar de kermis in de stad’ van Ronnie & Ciska, dan weer is het, getriggerd door motorduivelskunstenaar KJ - die voor me rijdt - iets van ‘Op ut Hengelse zand, d’hoender en de vrouwen die stoven aon de kant…’

Dankzij voormalig dorpsgenote Loes kwam ik weer op het spoor van ‘Evelyne’ van Bert de Coninck. Het sensuele lied dateert al van 1976 en ik werd er destijds onmiddellijk door gegrepen, maar toen Loes ermee kwam had ik het al zeker dertig jaar niet meer gehoord. Van die magische tekstregels die je nooit meer vergeet:

‘Suiker, zegt ze en ze lacht ’r tanden bloot. Ze drinkt oranje bloesem, ze eet geroosterd brood’, zegt ze tegen haar minnaar. En even later tegen haar saaie echtgenoot: ‘Schat, zegt ze, en ze lacht ’r tanden bloot. Ze geeft hem gauw een zoentje en ze denkt, dag idioot.’

Prachtig, prachtig.

Het was deze week Heinz Polzers 105e geboortedag. Polzer verwierf grote faam in de jaren zestig, zeventig en tachtig onder zijn artiestennaam Drs. P., wie kent hem niet? Magistraal en filosofisch zijn uiteraard zijn tekstregels in ‘De Veerpont’, uit 1973.

We zijn hier aan de oever van een machtige rivier

De andere oever is daarginds, en deze hier is hier

De oever waar we niet zijn noemen wij de overkant

Die wordt dan deze kant zodra we daar zijn aangeland.

Of je het echt zingen kan noemen, wat Drs. P. doet? Het is meer een soort ‘op de maat declameren’. Maar wat doet het ertoe, zijn teksten zijn vaak van een uitzonderlijke klasse en zijn humor enorm aanstekelijk. Als je die combineert met de schrijnende wanhoop die je in dit lied in zijn stem hoort (‘Ik zeg toch, dat de boot vól is!’) dan heb je goud in handen. Ik kan in ieder geval nooit meer met een veerpont mee zonder aan Drs. P. te denken. Diezelfde wanhoop hoor je trouwens ook terug in het eveneens zeer bekende ‘De Dodenrit’. Het is echt een gave om van het gegeven dat een Russisch gezin geheel door wolven wordt verscheurd zo’n komisch lied te maken.

”Moet Igor het maar wezen?”, ”Nee want Igor speelt viool”

”Wat vind je van Natasha?”, ”Maar die leert zo goed op school”

”En Sonja dan?”, ”Nee, Sonja niet, zij heeft een mooie alt”

Zodat de keus tenslotte op de kleine Pjotr valt

Dus onder het gezang pak ik het ventje handig beet

Daar vliegt hij uit de trojka met een griezelige kreet

De wolven hebben alle aandacht voor die lekkernij

Nog vierentachtig werst, en o, wat zijn wij heden blij

Maar liefst twintig coupletten blijft het vermakelijk en de spanning is heerlijk opgebouwd naar Omsk, dat ‘net iets te ver weg’ blijkt te liggen. Ik heb het nummer eens gezongen met een bandje in een ver verleden en bij couplet twaalf raakte ik al danig buiten adem kan ik verzekeren. Had ik het al gehad over het totaal ontsporende ‘Sneker Café’, waarvan de coupletten alsmaar langer worden, of dat hij de uitvinder van de versvorm het ollebolleke was? Of dat hij in de oorlog de nazi’s beschimpte en maar ternauwernood van het vuurpeloton kon worden gered? Je vraagt je af waarom er nog geen film over Polzer is gemaakt. Misschien komt het door de waan van alledag, het niet meer stilstaan bij wat de moeite was, het moet altijd maar voort, naar onbereikbare einders. Drs. P. zou hierop de conclusie hebben getrokken:

Zo jagen wij maar voort als in een gruwelijke droom

Ajo-ajo-ajo, al in die hoge klapperboom.