De klokkenroof in 1943
Klokken waren in tijden van oorlog zeer in trek. Klokkenbrons bestaat namelijk uit ca. drie vierde koper en een vierde tin, zeer geschikt om granaathulzen en munitie van te maken, maar ook kanonnen. Daartoe werden in WO II door de bezetter op grote schaal klokken gevorderd. Van eind 1942 tot voorjaar 1943 werden in ons land de klokken van kerken, torens, stadhuizen etc. gevorderd. Klokkenvordering, eigenlijk een te mooi woord voor klokkenroof.
Op 27 januari 1943 begonnen de Duitsers in Tilburg met het roven van de kerkklokken. De klokken werden op vrachtauto’s afgevoerd en opgeslagen op de terreinen van de Tilburgsche Houtcentrale, hoek Kanaaldijk-Enschotsestraat. Alvorens te worden overgebracht naar Hamburg om daar te worden omgesmolten, werden ze door de bezetter in samenwerking met de ‘Rijksinspectie Kunstbescherming’ op hun kunsthistorische waarde beoordeeld. Deze dienst had enkele jaren eerder in opdracht van het Nederlandse ‘Ministerie van Oorlog’ aan de gemeentebesturen opdracht gegeven, een overzicht van hun bestand aan luidklokken te verstrekken. Op grond daarvan had de genoemde Rijksinspectie een lijst opgesteld met de belangrijkste klokken én historische carillons die behouden dienden te blijven. Zij kregen het predicaat ‘M’ van Monument en werden door de bezetter in beginsel met rust gelaten.
In januari werden in opdracht van de bezetter alle klokken uit de Beekse toren geroofd; dit gebeurde door het Heerlense bedrijf van de NSB’er P.J. Meulenberg, in de volksmond ‘Klokken-Peter’ genoemd. Dat gebeurde niet zoals wel eens wordt gedacht, door de klokken dwars door alle zolders de torenhal in te laten vallen; de klokken zelf zouden de val niet overleven. Nee, de ploeg van Meulenberg spande vanaf de spits van de toren een staalkabel of touw schuin naar een vast punt op de grond en liet – als we het goed begrepen hebben – daaraan de klokken een voor een abseilen.
Zodra de klokken waren afgevoerd, werd het ineens stil op straat. Dr. P.C. de Brouwer verwoordde het verdriet van de Bekenaren als volgt:
Vaartwel, trouwe klokken van Hilvarenbeek,
een stuk van ons ziel neemt ge mede:
wij wachten zoo op uw statig gelui,
als de tijding zou komen van ‘Vrede’…
x
In heel Nederland werden omstreeks 6.700 klokken gevorderd en geroofd, waarvan slechts een klein gedeelte terugkwam. In Hilvarenbeek was dit niet anders. De 24 klokken van het carillon kwamen geen van alle terug, van de drie grote luidklokken keerden na de oorlog de ‘Brandklok’ (Jan Wagevens, 1541) en de ‘Tiendklok’ (George Dumery, 1737) terug. De derde is nooit teruggekeerd: gestolen, of ondanks het etiket M omgesmolten? In de jaren 1960 schonk pastoor C. Manders uit eigen middelen aan de toren een vervanger, waaraan hij zijn eigen naam verbond: cornelis quod nomen pastoris est (Cees, zo heet de pastoor).
Het kleine ‘Johanna van Brabant-klokje’ (Jasper Moer, 1536) is wellicht nog vóór de roofacties in veiligheid gebracht. Na de oorlog herinnert het ons dagelijks omstreeks 21.00 uur aan het avontuur dat hertogin Johanna van Brabant in 1390 in onze streken beleefde.
***TOEVOEGEN IN GROENE BALK***
Museum de Dorpsdokter - Andreas Schotel Museum - Museumbrouwerij De Roos van 1877
Stichting de Beekse Toren - Museum Dansant en Soet & Vermaeck - Boerderijmuseum Grutje
****EINDE****