door Jan van Helvoirt

Tot in het midden van de achttiende eeuw werd er in de dorpen veelvuldig hard gevochten; vroeger was echt niet alles beter! Ook op bruiloften en kermissen. Een erg populair vechtspel was het bekkensnijden. Boeren probeerden bij elkaar met een mes een snee in het gezicht aan te brengen. Het mes dat werd gebruikt had geen scherpe punt en kon derhalve ook niet meer dan een ondiepe snee veroorzaken. Maar deze gevechten werden ook wel ‘met scherp’ gehouden om onenigheden op te lossen. Soms ontstond zo’n steekpartij spontaan. In november 1719 had Adriaen van Trier, toen hij uit de herberg van Middegaels op de hoek van de Paardenstraat (’t Cruys) kwam, een ferme snee opgelopen. Die ging zelfs nog achter over zijn lincker schouderbladt naer beneden over den rugh ter lengte van een vierde el. De broers Jan en Cornelis van Hoof waren hem voor de herberg van Cornelis van Hees aan de Markt ‘met uitgetogen messen op het lijf gevallen’. In november 1721 werd de genoemde Adriaen van Trier ’s avonds rond zeven uur in het huis van Jan van Heeswijk uitgenodigd om wat te komen buurten. Adriaen vond dat prima en hij zou eerst nog wat ‘toebak’ gaan kopen. Maar dat was niet nodig, want Jan had nog voldoende in huis. Toen ze de tweede pijp hadden aangestoken, gaf Jan van Heeswijk met zijn mes een snede door sijn rechte coon off wangh bijna van den hals aff tot boven den mont onder de neus toe. En hij schreeuwde nog: Mordieu. Hontsvoth schelm, gaet der uijt of ik steeck u doot! In oktober 1723 schreef de Beekse president Carel van Weijhern dat de snee nog duidelijk te zien was.

Ook vrouwen moesten er soms aan geloven. Op 20 mei 1742 spoedde de chirurgijn mr. Hanegraeff zich naar de Voortse Pad om de huisvrouw van Lourens van den Bergh te verbinden. Op de brug bij de herberg van Cornelis Schijvens in de Paardenstraat had zij, door het ‘slagh venster’ aan haar voorhoofd een steek opgelopen. Die ging schuins neffens en digt onder aan de regter ooge. Ook in Riel was een vrouw het slachtoffer geworden. De vrouw van Norbertus werd op 8 juni 1745 aangetroffen met een sneede van de slaap van het hooft over haer lincker oog en dwars over haer neus gaende. In 1743 was het in Beek ook weer raak geweest. Nu lag Antonie van Outheusden gewond in de kamer van Arnoldus van Pijnenburg. Op de binnenplaats had het slachtoffer een zware snee aan de rechterkant van zijn hoofd opgelopen gaande van de oor tot de mont toe. Ook hier wist men niet wie de dader was! Op 20 juni 1743 werd Peter de Groot hevig aangevallen door de zoon van Jacob Hackens. Die trok zijn mes en sneed over sijn hooft penetrerende in de wange en bovenste lip. Blijkbaar had het slachtoffer de broer van Hackens beledigd. In maart 1745 werd Jan de Jongh met een mes aangevallen door Hendrik Huijbert Maes. Het slachtoffer was ‘Trompetter in het Regiment Ruiterij’ van de Generaal Luitenant Schultz van Hagen en hij had een kamer gehuurd in de herberg van Cornelis Schijvens. Hij had een flinke wond opgelopen aan zijn linker wang ter seijde de neus afgaende met een kleijn schraempje daer beneffens.

In de herberg van Peter Peter Otten werd in november 1746 ook weer visitatie verricht. Zijn knecht Paulus Jacob Joost Mercken had in de herberg van Arnoldus Pijnenburg de Bekenaar Hendrik Peeter Schijvens ontmoet. En niet erg zachtzinnig! Schijvens was soldaat onder het ‘Regiment van de Colonel Kinschot’. Hij had niet minder dan vijf messteken opgelopen. Een zware zeer diepe wond aan zijn voorhoofd boven zijn neus. Achter op zijn hoofd vier opene wonden. De chirurgijn constateerde dat de wonden niet dodelijk waren vermits het beckeneel soo ver niet is ontbloot. Op 25 september kwam een voerman vanuit Maastricht eten en overnachten in de herberg van Jan Hendrikx op de Biest. Daar waren ook Peter van den Heuvel en Jan Cornelis van Trier. Er ontstond een woordenwisseling en Van Trier gaf de voerman enkele sneden over zijn neus, wang en hand.

Ook in Diessen kon men er wat van. Op zondag 12 april 1761 liepen Willem Pellen (58) en zijn zoon Marten (29), zij kwamen rond acht uur ’s avonds van het Laar, naar hun boerderij in de Waterstraat. Daar stond Jan van Gool met een zware stok in de hand hen op te wachten. Pellen draalde echter niet en sloeg zijn buurman pardoes tegen de grond. Die sprong echter weer op en wist Pellen enkele sneden door zijn rock, kamisool, hemdrok en hoed te geven. Doch veel erger was een grote snee door desselfs aengesigt op sijn regter koon tot boven ’t oogscheel tot beneden onder aan de kin. En weer kon de chirurgijn komen opdraven. Maar bij hem sneed het mes echter meestal wel… aan twee kanten!