door Jan van Helvoirt

Als klein kind al moest Piet Smolders meehelpen in de timmerwinkel van zijn vader Jan in Beek. En dat deed hij maar al te graag. Later toen hij zeventien jaar oud was zou hij samen met zijn vader een doodskist maken voor een oud vrouwtje. Het was een ongehuwde tante. Deze ‘kwezel’ woonde in bij de schilder Kluijtmans, die met haar zuster was getrouwd. De laatste weken van haar leven werd ‘Tante Betje’ in het nonnenklooster opgenomen bij de bejaarde Bekenaren. De ‘verpleegnonnen’ hadden haar daar, steeds keurig netjes verzorgd, de laatste adem uit laten blazen. Vader Smolders ging weldra de lengtemaat van het lijk opmeten. Zij bleek maar 1.55 meter te zijn, zodat de kist snel op maat gemaakt kon worden. Vroeger was het gebruikelijk dat de timmerman die de kist maakte, ook de overledene in de kist ging leggen. De vurenhouten kist werd naar de schilder gebracht, die er een eiken kleur op zette. En Smolders senior zei tegen zijn zoon Piet: “Kom wij gaan dat vrouwke samen kisten”. Ze haalden de kist op en droegen die op een baar naar het zusterklooster in de Koestraat. Daar lag Betje opgebaard in het dodenhuisje. Toevallig waren op de Markt een twintigtal N.S.B.’ers door een geluidsinstallatie met veel lomp geschreeuw en bombarie reclame aan het maken om vrijwilligers op te trommelen voor de Duitse Wehrmacht. De meeste Beekse mensen negeerden uiteraard die lui en er stonden maar enkele sympathisanten van Mussert te luisteren. Enkele domme onnozele ‘zwarthemden’ riepen nog met gebalde vuist naar vader en zoon Smolders dat zij niet met een doodkist tegen hen mochten demonstreren!

De onschuldige timmerlieden mochten toch doorlopen en bij het lijkenhuisje aangekomen voelde Piet de bui al hangen. Hij probeerde er tussenuit te knijpen, maar zoon Piet werd meteen tot de orde geroepen: “Jij moet het vak ook leren. Jij aan de voeten, dan pak ik de kop”. Het stelde gelukkig niet veel voor, want ze woog ook maar enkele kilo’s. Het maken van een doodskist was overigens wel een apart karwei. Firma Smolders maakte altijd hetzelfde model voor zowel rijke als arme mensen. De zijkanten en kopstukken werden verlijmd van vijfkwarts vuren. Als de bodem eronder gespijkerd was werd de pekketel warm gestookt. Die bodem moest immers worden geteerd zodat de kist vochtdicht werd. Op de vloer onder de kist strooide Piet altijd een emmer zaagmeel uit, zodat het eventuele vocht werd geabsorbeerd. De zijwanden werden met wit crêpepapier bekleed en de randen met zwarte linten afgewerkt.

In de winter van de jaren ’40 werd Piet opgedragen om op de Biest een oude vrijgezelle boer te gaan kisten. Hij zou dat samen gaan doen met zijn ome Sjef, ook een vakbekwame timmerman. Bij de schilder zette Piet de kist op de handkar en duwde die naar Biest-Houtakker, terwijl oom Sjef op de fiets kwam. Aangekomen bij de boerderij gingen Piet en Sjef door de voordeur naar binnen en ze stonden meteen in de ‘goei voorkamer’.

Op de tafel stonden voor hen reeds een fles jenever en een fles vieux met twee borrels te wachten. Deze mooie traditie kenden de nonnen niet! Piet keek de kamer rond maar zag nergens een bed of lijk. Sjef gaf spontaan de oplossing: “Doe die deurtjes van die bedstee maar eens open. Kruip er maar eens in en geef hem maar aan”. Onze timmerman stapte gedwee over het lijk de bedstee in en schoot met zijn rechterbeen langs de muur in het stro tot onder aan de ‘musterd’. Hij viel met zijn gezicht pardoes boven op de lange magere dode boer. Sjef lachte nog: “Piet ge hoeft hem niet eerst te kussen voor je hem aangeeft”. Toen pakte hij hem onder zijn oksels, trok hem omhoog en gaf het bovenlijf aan zijn oom. Net toen Piet uit de bedstee wilde stappen, bleef een arm van het lijk stijf achter een deurtje haken. Oom Sjef gaf een ruk, de arm kwam los en die mepte vol in het gezicht van Piet. Dat was de eerste maar ook de laatste keer dat hij een klap van een dode man gekregen had. Toen ze uiteindelijk de klus geklaard hadden, pakten ze beiden nog maar een borreltje. Ondertussen was de familie uitgebeden en men gaf de Beekse timmerlieden complimenten dat hun suikeroom er vredig en netjes in lag. Terwijl Sjef al peddelend De Biest verliet, liep zijn neef Piet weer voldaan en opgelucht met de lege handkar naar Beek en hij liet zich voorlopig… niet meer kisten!