Ik volg de Britse comédienne Philomena Cunk een beetje. Haar ontregelende filosofietjes en filmpjes zijn de moeite waard, hoewel lang niet iedereen vat wat ze bedoelt met ‘Het schip Titan 1C was de eerste niet-succesvolle onderzeeër’. Laatst postte ze een stelling die bij mij een belletje formaat Big Ben deed rinkelen. ‘Waving at someone who wasn’t waving at you, is the closest thing to instant death.’
Veel mensen zullen dit wel herkennen. Iemand zwaait naar je, wellicht ken je de persoon in kwestie, maar het hoeft niet eens. Weifelend of zelfbewust zwaai je terug, waarna de zwaaier op je af komt, maar net als je je hand uitsteekt voor een kameraadschappelijke schudsessie, zwaait de zwaaier vlak voor jou af, om vervolgens geheel iemand anders amicaal op de schouders te slaan. Als alles tegenzit kijkt de zwaaier je ook nog bevreemd aan. Totaal voor schut. Je wilt tussen de spleten in de stoeptegels verdwijnen. Maar: ‘the closest thing to instant death’?
Ja. Lees mijn bijna-dood-ervaring daarmee en huiver….
Voorjaar 2016. De zon scheen en ik was net een beetje genezen van een hele nare beenwond. Dus ik reed de motorfiets naar buiten en ik toerde ‘King of the Road’ lekker door het Kempische buitengebied. Ik hoorde de Triumph onder me genoeglijk ronken als een tevreden Engelse bulldog. De voorgaande maanden waren beroerd geweest voor mijn gemoed, door die beenwond. Maar nu was ik weer de man en zong ik uitgelaten ‘Motorcycle emptiness’ van The Manic Street Preachers achter mijn helmvizier.
Voor me doemde de Prinses Irenebrigadebrug over het Wilheminakanaal op. Een heerlijk glooiende bult, waar je met een lekker vaartje overheen kan. Een klein stukje vóór het hoogste punt ontwaarde ik links op het trottoir Maartje. Een hele lieve vrouw die er ook visueel mag wezen. Zij liep daar ontspannen met haar blonde haar wapperend in de lentebries en jawel: zij keek ook naar mij. Wat zeg ik, ze zwaaide er zelfs vrolijk bij! Ik zwaaide verheugd terug en voelde me erg cool.
Ineens gebeurde er van alles. Toen ik mijn blik weer op de weg richtte, bleek die amper anderhalve seconde afleiding door Mooie Maartje grote gevolgen te hebben. Aan de andere kant van de brug bevind zich na zo’n 150 meter een rotonde, die vaak nogal ophoudt. Daardoor was er een flinke sliert auto’s nagenoeg tot stilstand gekomen, tot nét voor het hoogste punt van de brug. Had ik niet gezien. De laatste auto in die rij stond amper vijf meter voor mij hartstikke stil. Mijn brein vertelde me dat deze combinatie van afstand en snelheid weinig goeds voorspelde. Ik remde uit alle macht en probeerde nog rechts langs de auto af te sturen. Dat lukte, maar op het laatste moment blokkeerde mijn voorwiel en dook de motor naar beneden. Ik miste de auto op een haar, maar ik lag nu onder de motor en de hitte van de uitlaat was net iets te dichtbij voelbaar.
Ik zag vanuit mijn ooghoeken dat de bestuurder van de auto naar me toe snelde en dat Maartje vlug de weg overstak om te helpen. Met wat krachtsinspanning lukte het ons drieën om de Engelse bulldog weer rechtop te krijgen. Ik overzag de schade: kapotte knie, gescheurde jeans, lak van het voorspatbord en een beschadigde spiegel. Het viel me nog mee.
“Wat gebeurde er nou?”, vroeg Maartje bezorgd. “Nou ja, ik zag jou zwaaien, dus ik zwaaide terug en toen had ik die auto voor me te laat in de gaten”, antwoordde ik terwijl ik mijn helm afdeed. “Oh, ben jij het Rens! Maar ik zwaaide niet naar jou, maar naar een vriendin die aan de overkant van de weg wandelde”, verklaarde ze. Hoe suf was dát van mij, met mijn rare lentekriebels. Maartje had mij – al zou ze het gewild hebben – onmogelijk herkend kunnen hebben vanwege die helm. Voor schutter dan schut en geen spleten tussen stoeptegels. Wel een wijze les, om op de motor zélfs niet voor een mooie vrouw, zelfs niet voor een seconde, de aandacht te laten verslappen.
Zwaaien naar iemand die niet naar jou zwaaide, is het dichtstbijzijnde van een onmiddellijke dood….